Na het mislopen van het WK van 2002 is Nederland er in Duitsland weer bij. De selectie van bondscoach Marco van Basten kent nog maar enkele gerenommeerde namen. Edwin van der Sar, Philip Cocu, Giovanni van Bronckhorst en André Ooijer zijn de enigen die er acht jaar ervoor ook bij waren. Daar stond wel een nieuwe generatie talentvolle voetballers tegenover. Rafael van der Vaart, Robin van Persie, Arjen Robben en Wesley Sneijder debuteerden op een WK. Nederland begon met een 1-0 overwinning op Servië en Montenegro, Arjen Robben was de matchwinner in Leipzig. Vijf dagen later in Stuttgart werd ook Ivoorkust aan de kant gezet, Van Persie en Ruud van Nistelrooij scoorden voordat Bakary Koné nog in de eerste helft de eindstand bepaalde (2-1).
Argentinië
Het vierde team in de zogenaamde poule des doods was het Argentinië van Juan Román Riquelme, Carlos Tévez en een piepjonge Lionel Messi. Net als Nederland won Argentinië de eerste twee wedstrijden, waaronder een ware voetbalshow tegen Servië en Montenegro (6-0). Vooral de 2-0 van Esteban Cambiasso baarde veel opzien, de middenvelder werkte af nadat Argentinië maar liefst 24 keer de bal had overgespeeld. Het slotakkoord kwam van Messi, die zijn eerste WK doelpunt maakte in Gelsenkirchen.
De wedstrijd
Op 21 juni 2006 zijn Nederland en Argentinië allebei al geplaatst voor de achtste finale, wanneer ze in de derde en laatste groepswedstrijd moeten gaan uitmaken wie als groepswinnaar eindigt en het tegen Mexico zal opnemen, de nummer twee neemt het op tegen Portugal. Van Basten kiest er voor om een aantal verdedigers rust te geven, zo staan Kew Jaliens en Tim de Cler in de basis tegenover Maxi Rodriguez en Messi. In Frankfurt blijft het 0-0, waardoor Argentinië op doelsaldo eerste wordt.
In de achtste finale verslaat Argentinië na verlenging Mexico en wordt een ronde later door gastland Duitsland na strafschoppen uitgeschakeld. Nederland speelt in Nürnberg tegen Portugal en verliest daar de slag in een wedstrijd vooral bekend om de vele gele en rode kaarten.